| df47 |
|aAchtbare Heer <+en> Vriend, Drain is de {<=eng.>[=engelsche]} gedaante van een {=w.>[=woord]} waarvan de {<=vl.>[=vlaamsche]} gedaante dragen is. Zoo is wain in 't {<=eng.>[=engelsch]} wagen in 't {<=vl.>[=vlaamsch]}, slain (ge) slagen. Dat {=w>[=woord]} dragen is een oud {=w.>[=woord]}, met verschillige zinverwisselingen; 'k en durve niet zeggen wat de grond zin is, maar zeer nabij den grond zin is dragen als men spreekt van eene wonde die dra<+a>gt, d.i. etter afzet, laat uitloopen; dus <-drain> drain dragen = épuiser, s'épuiser, uitloopen, uit laten loopen uit doen loopen. Van daar drag of draf = 't gezoden graan, als 't beer eruit of eraf geloopen is; dregnet = loopend, slepend net; dregge = anker, haak die langs den boôm van 't water loopt, gesleept wordt; overdrag waar de schepen van een hooger in een leeger of vice versa waterpeil gesleerd gesleurd worden, eertijds gekend in Vl<-a>anderen, nu nog in China, N America; nu bijkans overal vervangen door de sassen; eendracht = ee<+n>loop, eendraf, eigentlijk van peerden gezeid; (a = ä = e) -Drecht in Dordrecht, Kieldrecht, Ultrecht, Utrecht, Maesdrecht, Maastricht = i{<-n><+s>}s overzwem, oversteek overwateringe te zeggen; drechte of trechte met (ch = i) dreite of treite = de enge plaatse waar men over den gracht of het land draagt = rijdt of gaat; treite = de ooge aan 't gareel waardoor 't eene ende van den string zit; trechter trefter entonnoir, om deure en in te laten loopen. Draineren, treneeren is naar Vrankrijk een woord gaan leenen, dat de {<=fr.>[=fransche]} zelve aan onze eigen rechtzweers de engelsche geleend hebben. Dus niet. De zware ä van tränen bewijst dat daar eene ander<-e> oud {<=vl.>[=vlaamsch]} {<=w.>[=woord]} in 't spel is, te weeten traan, tranen l[+']arme. Dus niet. Wat dan? Ik zou van dragen = drain het {<=w.>[=woord]} maken, en zeggen b.v. drachtbuize, een stuk land drachten, uitdrachten, afdrachten, dr{<-aa><+oo>}g drachten. Uitbuizen zou {<-niet><+men>} kunnen gebruiken <-maar buizen> voor bv. het water uitbuizen, maar buizen, uitbuizen is alreeds drinken, zuipen, te zeggen, {<=v.d.>[=van de]} eigename De Buysere. ingen is eene oude adverbiale uitgang: eindelingen, nu eindelinge', zonderlingen, beindelingen, ziendelingen, gestolingen, nu gestolinge', <-vo> {<=vrglk>[=vergelijk]} dievelinge' ga, in ga weg is imperativus van gaan, ga weg = va-t-en; ga-weg is ouder als weg; zoo zeggen ze in Friesland b.v. hij bezocht mij zeer komt-zelden, dat is eene eigendomlijkheid van ons oud volk. gestolen ga-weg is letterlijk zoo vele als gestolen wijze; ne ga weg is eene gaan wijze, doen wijze, <+gelijk ne kruip-uit een huizeken is,> en in 't dui{<-d><+t>}sch een was-ist das? ({<=fr>[=fransch]} vasistas) eene <-w> veister. Al wel, ziekte der geleerden! Ik heb geheel Febr. gewacht naar eene brief <-[x]> van u om dag te stellen, en voor eenen dag of twee had ik geern genoeg |