| _ImportTime | 2015-04-29 10:10:47 |
| df05 |
|agesigneerd: J. V. Droogenbroeck |
| df10 |
|aKleermaker Schoenmaker |
| df12 |
|aJan Van Droogenbroeck aan [Guido Gezelle] |
| df15 |
|as.l. |
| df16 | xx/[02/1894] |
| df20 |
|a4 [brief] |
| df21 |
|avolledig |
| df23 |
|ainkt |
| df24 |
|a3 zijden beschreven |
| df25 |
|adubbel vel |
| df26 |
|awit, rechthoekig geruit |
| df28 |
|a210x139 |
| df33 |
|adut [Nederlands] |
| df36 |
|aKleermaker, Schoenmaker en Wever. - in: Biekorf. - Jrg 5 (1894) nr.5, p.79-80 |
| df37 |
|amaand en jaar gereconstrueerd basis van de publicatie in Biekorf: nr.5 1894 (maart 1894); adressaat gereconstrueerd op basis van contextuele gegevens |
| df39 |
|a1.2
|bcorrespondentie aan Guido Gezelle |
| df41 |
|a7711 |
| df43 |
|aGGA, Corr. II [40,101] ; CGS, 52/2G+H (Viaene) |
| df47 |
|aKleermaker Schoenmaker en Wever. Wat te Turnhout gehoord werd is een spel dat in {<=Kl.>[=Klein]} Brabant en waarschijnlijk zoo wat overal als ik een jongetje was, gepeeld werd - en nog wordt. Ziehier hoe wij in <-den> het bakhuis van de hoeve dit speelden. Op de mulle (moule) of trog zat een jonge guit, die kleermaker was. Hij gebaarde te naaien en telkens hij de hand opstak zegde hij meer en meer treurig en jankend "Ginder hang et spek!" Een tweede snaak zat op eenen blok hout en was schoe<+n>maker Deze gebaarde den pekdraad door het leder te trekken, en <-telkens> zoodra de kleermaker gejammerd had "Ginder hang et spek![+"] <-V>verwijderde hij de twee handen zooverre mogelijk van het lijf en schreeuwde met verachting "'K en begeeeeer et ni![+"] Maar in eenen hoek zat de derde snuiter met een stuk plank voor zich en was wever. Zoodra de schoenmaker op den kleermaker geantwoord had rammelde de wever met de plank en doende als of hij de lade van 't getouw naar zich trok, riep hij kort en snel: 'K wa da 'k et â! Deze vertooning duurde niet lang. Ons publiek begon <+er> spoedig deel {<-te><+aan>} <+te> nemen en weldra <-wa> was er in t bakhuis een geweldig rumoer. Onze moeders hadden niet gaarne dat wij daar feest hielden; want assche, schouwroet en meel zijn zaken die de kleeren niet verfraaien. En als ge daarbij in aanmerking neemt dat daar ook paardensmid gespeeld werd en het paard de schouwketens aan den hals kreeg - en verkenslachter, waarbij het arme verken in de lemen gesmeten en <+ijselijk gillend> gekeeld werd, zoo mag ik eindigen met {<-K><C>}ats. Wat dient er meer gezeid? J. V. Droogenbroeck |
| df48 |
|b/gga_brieven/[40,101].pdf |
| df49 |
|a/gga_images/GGA_7711_01r.jpg
|b/gga_images/thumbnail.JPG
|cPag. 1 |
| df49 |
|a/gga_images/GGA_7711_01v.jpg
|b/gga_images/thumbnail.JPG
|cPag. 2 |
| df49 |
|a/gga_images/GGA_7711_02r.jpg
|b/gga_images/thumbnail.JPG
|cPag. 3 |
| df49 |
|a/gga_images/GGA_7711_02v.jpg
|b/gga_images/thumbnail.JPG
|cPag. 4 |
| df50 |
|aklik hier voor de volledige brieftekst
|bhttps://edities.kantl.be/gezelle/ed/DALF.db.gg.14060 |
| df53 |
|aVan Droogenbroeck
|bJan |
| df55 |
|aGezelle
|bGuido
|e[
|f] |
| meta_title | Jan Van Droogenbroeck aan [Guido Gezelle] |
| branches |
|pGG14060^COBB^GGA^PO^7711^PR^-^-^-^NU^Nr. ^^^^^
|bGG14060
|sPO
|m7711
|kPR
|aCOBB_GGA
|rss20140214 |